2019/9/29 - Samenwerken aan één materialenpaspoort
Over de noodzaak van een materialenpaspoort, zegt Van Tuijl: “Informatie over het circulair gebruik van producten, systemen en gebouwen, is vaak niet, onvolledig of niet voor de juiste partijen beschikbaar op het juiste moment. Het paspoort voorziet daarin. Het is een digitale dataset met daarin de eigenschappen van producten, systemen en gebouwen om zo hergebruik te vergemakkelijken. Het paspoort bundelt in feite alle relevante informatie en maakt deze beschikbaar voor alle partijen in de waardecyclus. Met de data in het materialenpaspoort kunnen onder andere circulaire waardeproposities gerealiseerd worden, zoals restwaarde maar ook gezondheidsimpact.”
lees verder
Diverse paspoorten
Op zich een prima instrument, het materialenpaspoort, zegt Van Tuijl: “Maar er is nogal begripsverwarring. Organisaties gebruiken het materialenpaspoort om verschillende dingen te omschrijven. Vandaar dat EPEA zich inzet voor één gestandaardiseerd, internationaal, materialenpaspoort. Vanuit die ambitie hebben we in de afgelopen jaren op Europees niveau een materialenpaspoort ontwikkeld binnen het Horizon 2020 project: Buildings As Material Banks. En we zijn vanuit EPEA betrokken bij enkele standaardiseringsinitiatieven voor het materialenpaspoort in Europa.”
Standaardisatie en harmonisatie
Die initiatieven moeten een eind maken aan de wildgroei. Van Tuijl: “Er zijn alleen in Nederland zeker 10 verschillende materialenpaspoorten die door verschillende partijen in de markt gezet zijn. Gelukkig lijkt iedereen nu wel doordrongen van de noodzaak tot standaardisatie en harmonisatie. EPEA zoekt proactief naar samenwerkingen met andere initiatieven.” Naast overlap zijn er ook verschillen, aldus Van Tuijl: “Qua functionaliteit willen alle materialenpaspoorten het hergebruik van materialen bevorderen, maar de manier waarop verschilt onderling. De kern is dat het materialenpaspoort data bevat om circulair gebruik te stimuleren, door waardeproposities te koppelen aan de opgevraagde data en door inzicht te geven in vragen zoals: in welke mate draagt het product bij aan een gezond binnenklimaat; hoe bevordert het product flexibel gebruik van het gebouw, en is het product eenvoudig te verwijderen uit zijn context?”
Madaster
EPEA was een van de eerste partners van Madaster, de twee benaderingen zijn complementair. “Madaster is gespecialiseerd in het optekenen van data op macro-niveau, bijvoorbeeld vierkante meters glas en tonnen staal in gebouwen. EPEA’s materialenpaspoort verzamelt data over de samenstelling van het glas en het staal en geeft informatie over chemische bestanddelen en of die veilig zijn voor mens en milieu in gebruik én als we die producten gaan recyclen.
Gebruik aanmoedigen
Op de vraag of toepassing van een materialenpaspoort vrijblijvend is of inmiddels in veel projecten/aanbestedingen een harde eis, zegt Van Tuijl: “RvO heeft eerder dit jaar onder de MIA een fiscaal voordeel toegekend aan het materialenpaspoort voor gebouwen. Op die manier wordt de toepassing van het materialenpaspoort actief aangemoedigd. Ook het Rijksvastgoedbedrijf heeft aangekondigd dat ze binnen enkele jaren voor al hun vastgoed een materialenpaspoort willen hebben. Over de grens zie je vergelijkbare ontwikkelingen. In Brussel werken wij op dit moment aan een groot renovatieproject waarbij de opdrachtgever, de Vlaamse Overheid, het materialenpaspoort voorwaardelijk heeft gesteld.”
Wortel en stok
Om toepassing van het materialenpaspoort te stimuleren verwacht Van Tuijl veel van een combinatie van ‘de wortel en de stok’. “Dat is op de korte termijn het meest succesvol. Het materialenpaspoort is voor de lange termijn levensvatbaar als duidelijk wordt voor bedrijven en gebruikers hoe ze er voordeel uit kunnen halen. Vandaar dat wij in ons materialenpaspoort aandacht besteden aan informatie over hoe je met het gebruik van circulaire materialen waarde creëert.” Van Tuijl geeft aan dat opdrachtgevers inkoopeisen stellen die gebruik van paspoorten stimuleren: “In cradle-to-cradlebouwprojecten stellen we meetbare doelen op het gebied van luchtkwaliteit, biodiversiteit, hernieuwbare energie, demontabiliteit/hergebruik/restwaarde en waterkwaliteit. Het is aan de architect om deze thema’s zo goed mogelijk te integreren in het ontwerp van een cradle to cradle inspired gebouw. De materialen die geselecteerd worden voor dit gebouw moeten bijdragen aan de gestelde doelen en hier geen afbreuk aan doen. Het materialenpaspoort voor producten maakt dit inzichtelijk. Daarom worden paspoortcriteria steeds meer meegenomen in inkoopeisen van opdrachtgevers.
ZIN
Hoe gaat het nu in de praktijk? Van Tuijl wijst op een lopend project uit het EPEA portfolio: “EPEA is betrokken bij de renovatie van World Trade Center toren 1 en 2 in Brussel Noord. Het project heet Zin in N(o)ord en is zeer ambitieus op het gebied van circulariteit en cradle-to-cradle. De Vlaamse Overheid gaat de kantoren van het project huren, verder worden er ook appartementen, coworking en andere services ontwikkeld. De Overheid heeft een template ontwikkeld voor data die zij graag in het materialenpaspoort van het gebouw verzameld willen zien. Daarnaast willen ze graag zo veel mogelijk cradle-to-cradle-gecertificeerde materialen toepassen. Op deze manier stimuleert VO de markt om producten te verbeteren en onafhankelijk te laten beoordelen op onder meer gezondheid en hergebruik. Ook stimuleren ze de markt om data over producten transparant te delen zodat correct gebruik en hergebruik maximaal worden ondersteund.”
U las zojuist een artikel dat is verschenen in BouwCirculair 3/2019. Download hier het magazine.